Wijn uit Benelux verdient voordeel van de twijfel

Sinds een jaar of dertig wordt er weer wijn gemaakt in de Lage Landen. Weliswaar mondjesmaat, maar toch. Over de beste Nederlandse wijnen hoeft niet langer lacherig te worden gedaan en over de Belgische al evenmin.

Sommige wijnen uit Nederland en België kunnen zich tegenwoordig zelfs meten met die uit heuse wijnlanden. Tijdens Europese topconferenties in Maastricht en Amsterdam zijn al bij herhaling wijnen van de Apostelhoeve geserveerd, en op een gewone zaterdagmorgen in juli kun je bij diezelfde Apostelhoeve een bus vol ministers op werkbezoek tegenkomen.
Brusselse sterrenrestaurants met een verwend internationaal cliënteel zetten op hun beurt zonder probleem wijn van Wijnkasteel Genoels-Elderen op de kaart. Nog even en de Amerikaanse wijngoeroe Robert Parker geeft ze een waardering van 90 punten of meer!

Maar verder? Oei, dan is het ineens snel gedaan met de euforie. Op een paar uitzonderingen na is het in de Nederlandse en Belgische wijnbouw amateurisme troef. De geproduceerde volumes zijn in de regel van anekdotische omvang, terwijl de kwaliteit van het gebodene nogal eens als 'curieus' betiteld mag worden. Goede wijn maken is immers niet zo makkelijk. Enige realiteitszin is dus wel geboden. Zeker bij al die varkenshouders uit de Achterhoek die zich tegenwoordig in Wageningen willen laten omscholen tot wijnmakers. Er zijn nu eenmaal natuurlijke beperkingen.

Apostelhoeve - Maastricht

Alles draait om terroir
Wijnbouw in de Nederlanden is geen nieuw verschijnsel. In de Romeinse tijd en in de Middeleeuwen waren er zelfs op vrij ruime schaal wijngaarden aangeplant in Limburg en in wat nu Belgisch Brabant is. Niet dat die wijnen ooit grote faam genoten; wijnbouw was eerder onderdeel van het gemengd agrarisch bedrijf en het belang ervan nam steeds verder af.
Napoleon, chauvinist als hij was en ook niet erg onderlegd inzake wijn, voelde zich geroepen om de Franse wijnbouw te beschermen tegen concurrentie uit de door zijn revolutionaire legers 'bevrijde' gebieden. Voor de toch al zieltogende wijngaarden in Nederland en het huidige België was dat de genadeklap. Wat er nog over was, werd gerooid en ingeruild voor fruitteelt. Daarna werd er ruim anderhalve eeuw geen wijn meer gemaakt. Druiventeelt gebeurde alleen nog in kassen in het Westland en in Hoeilaart bij Brussel, en was bestemd voor fruitmanden. Ook dat is inmiddels voorbij. Waarom stoken wanneer druiven veel goedkoper te telen zijn in landen met een van nature geschikter klimaat? Van moeizame teelt van wijndruiven op de 'koude grond' zou je dat ook kunnen zeggen, ware het niet dat de criteria daar anders liggen. Koele gebieden kunnen bijzonder goede wijnen opleveren, mits de druiven op een zorgvuldig uitgekozen locatie staan aangeplant. Zie bijvoorbeeld het Moezeldal in Duitsland of Chablis en Champagne in Noord Frankrijk. Alles draait om terroir, dat magische, begrip dat de optelsom is van lokale klimaatfactoren, bodemgesteldheid en ligging van de wijngaard. Met name in streken waar ieder uurtje zon ertoe doet, is dat van essentieel belang. Een uitdaging dus voor iedereen die rijpe druiven wil plukken. 

Mathieu Hulst

Prins Carnaval
Het meest voor de hand liggende terroir voor wijnbouw is te vinden in Zuid-Limburg. De gemiddelde temperatuur ligt er wat hoger, de bodem bevat mergel en er zijn hellingen met een optimale ligging. Toch werd er in 1970 ernstig getwijfeld aan de verstandelijke vermogens van de Maastrichtse fruitteler Hugo Hulst, toen hij besloot om op de hellingen van de Louwberg wijnstokken aan te planten. Hulst zette echter door en in 1974 maakte hij zijn eerste wijn. Daarna werd Nederlandse wijn synoniem met Apostelhoeve. Vandaag de dag zwaait Hugo's zoon Mathieu de scepter over de 6,5 hectare wijngaard en de hypermodern ingerichte kelder. Recentelijk kwam daar een koelingsinstallatie in, waarmee de temperatuur van de wijn tot op 0,1 graad nauwkeurig beheerst kan worden. Je zou bij dit alles bijna denken te maken te hebben met een bedrijf dat louter wijn produceert. Toch is dat niet zo. Op de Apostelhoeve blijft de fruitteelt gehandhaafd. Een grotere wijngaard en een grotere wijnproductie zouden namelijk onverantwoord hoge investeringen in apparatuur en arbeidskracht vragen. Mathieu geeft liever prioriteit aan verdere kwaliteitsverbetering. Hij genoot zijn opleiding als fruitteler in Tiel, maar deed zijn wijnkennis op in de Elzas. Begrijpelijk, want drie van de vier druivenrassen waarmee hij werkt komen uit die streek: auxerrois, riesling en pinot gris. De vierde is müller-thurgau, alias rivaner. Het is een feestje om samen met Mathieu zijn wijnen door te proeven, want hij maakt niet alleen verrukkelijke wijnen (2003 is exceptioneel!), maar is ook een echte levensgenieter. In Maastricht hebben ze dat al een poosje door. Daar werd hij in 1999 gevraagd om op te treden als Prins Carnaval. Een eer die alleen maar te beurt valt aan mensen die bewezen hebben iets in hun mars te hebben.

Jaap en Joyce van Rennes

'Ollanders, maar toch
Een paar kilometer over de grens, vlakbij Tongeren in Belgisch Limburg, bevindt zich het imposante Wijnkasteel Genoels-Elderen. Hoewel het op een steenworp afstand ligt van Maastricht en de Apostelhoeve, produceert  het totaal verschillende wijnen. Genoels-Elderen doet qua uiterlijk sterk denken aan een château in Bordeaux, maar in wijntechnisch opzicht is het louter Bourgogne wat hier de klok slaat. Het produceert wijnen van chardonnay en pinot noir. Eigenaar Jaap van Rennes was geen fruitteler van beroep, maar verdiende zijn geld met een horecagroothandel. Toen hij het wat rustiger aan wilde doen, ruilde hij Valkenburg in voor Genoels-Elderen. Aangezien Van Rennes zich gelukkig kon prijzen niet op een paar centen meer of minder te hoeven kijken, kon hij de zaken van begin af aan professioneel aanpakken en zich het beste van het beste permitteren. Bodemanalyses wezen in de richting van de Bourgogne. In die streek vonden Van Rennes en zijn inmiddels ook door het wijnvirus aangestoken dochter Joyce de juiste klonen voor hun wijngaard en bovendien een van de beste adviseurs die ze zich maar konden wensen. Joyce bleek niet alleen enthousiast, maar bovenal zeer getalenteerd als wijnmaakster. De resultaten waren ernaar.

Joyce van Rennes

Zowel de chardonnays, gebotteld in drie versies, als ook de wat later aangeplante pinot noir roepen onmiddellijk associaties op met betere Bourgognewijnen. Voor de Belgen was dit aanvankelijk toch wel even wennen, want ook al ging het om echte Limburgers, de Van Rennes bleven toch 'Ollanders'. Dit heeft echter niet belet dat hun wijnen door de fine fleur van de Belgische restaurants geserveerd worden, zowel boven als beneden de taalgrens. Een bezoek aan het Wijnkasteel is trouwens een must voor iedereen die iets met wijn heeft. Menig wijnproducent moet vreselijk jaloers zijn op wat je hier ziet. State of the art, letterlijk en figuurlijk.

Lachen verboden
Het voorbeeld van bedrijven als Apostelhoeve en Genoels-Elderen heeft tal van enthousiastelingen geïnspireerd om ook hun geluk te beproeven met wijnbouw. Inmiddels gebeurt dat in Nederland ook ver buiten het 'klassieke' Limburgse heuvelland, tot in het noorden aan toe. In België begon de renaissance van de wijnbouw zelfs buiten Limburg, en wel in het Vlaams-Brabantse Hageland bij Leuven. Het grote probleem in beide landen is alleen dat er tot nu toe maar weinigen zijn geweest die een productie van enigerlei commerciële omvang hebben weten te realiseren. Wordt overal ter wereld de bedrijfsgrootte uitgedrukt in aantallen hectaren wijngaard, in de Lage Landen lees je eerder over aren of het aantal stokken. Om de dichter Bloem te parafraseren: 'Wat is een wijngaard in dit land, dan een stukje grond ter grootte van een krant?'  Bij een dusdanig minuscule aanplant hoef je natuurlijk ook geen professioneel geoutilleerde kelders te verwachten, laat staan technische begeleiding door een oenoloog (wijntechnoloog).

Er is overigens wel hoop op een breder kwaliteitsaanbod van de kant van de kleintjes en nieuwkomers nu de in 2003 van start gegane Stichting Wijninstituut Nederland zich intensief bezig is gaan houden met de bevordering van de Nederlandse wijnbouw en kwaliteitsverbetering. De stichting doet dit in de vorm van onderzoek, analyse, advies en opleiding. Dat belooft dus wat ... Hoe je het echter ook wendt of keert, bij het gros van de Nederlandse wijngaardeniers heb je te maken met amateurisme in de letterlijke betekenis van het woord en een opbrengst die amper genoeg is om in de eigen behoefte te voorzien. Bij de jaarlijks gehouden Nederlandse Wijnkeuring is er zelfs een wedstrijdcategorie voor wijnen waarvan minder dan honderd (100!) liter geproduceerd wordt. Lachen verboden. Als het nu nog om ijswijnen ging ...

Cool
Zelfs voor een volslagen leek is het duidelijk: wijnbouw bedrijven in noordelijke contreien is geen sinecure. Het is balanceren op het randje van wat klimatologisch nog mogelijk is. Het betreft hier cool climate viticulture, om het in vakjargon uit te drukken. Aan zuren dus geen gebrek, maar zo veel te meer aan suikers in de druif. De vermeende opwarming van het klimaat zou voor de Nederlandse wijnbouw dus zo gek niet zijn, terwijl jaren met hittegolven zoals 2003 een buitenkansje bieden om eindelijk eens een keer volledig rijpe druiven te kunnen oogsten. Standaardprocedures in gewone jaren zijn voor de meeste Nederlandse en Belgische wijnproducenten chaptaliseren (verrijking van de most met suiker om een hoger alcoholpercentage van de wijn te bereiken) en ontzuren. Dit soort handelingen past misschien niet in het geïdealiseerde sprookjesbeeld van wijn maken, maar het is wel de realiteit. Wijn waar helemaal niets aan 'gecorrigeerd' hoeft te worden, is trouwens een hoge zeldzaamheid in deze wereld, dus echt erg hoeven we dat nu ook weer niet te vinden. Los van specifieke weersomstandigheden: kenmerkend voor alle Nederlandse en Belgische wijnen is een bescheiden alcoholpercentage gekoppeld aan frisse, levendige zuren. Een verademing in een wereld waarin wijnen almaar heftiger en alcoholischer lijken te worden.

Het koele en vochtige klimaat van de Lage Landen stelt hoge eisen aan de weerstand van de druivenplanten. Vandaar dat de verleiding groot is om in plaats van met zogeheten 'edele' rassen te werken met speciaal op de omstandigheden ontwikkelde, resistente hybriden. Je hoeft dan minder beschermings- en bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Maar het gemak en het biologisch verantwoorde karakter hebben wel een vervelende keerzijde: wijnen op basis van hybriden halen nooit het kwaliteitsniveau van wijnen gemaakt van edele rassen. En dat is mild uitgedrukt. Ook de volstrekt obscure namen van die hybriden - johanniter, reichensteiner, rondo, regent - maken de commerciële aantrekkelijkheid er niet groter op. Het is natuurlijk heel aardig om een wijn uit eigen land of streek te drinken, maar je moet er wel een beetje plezier aan kunnen (laten) beleven. Dan toch maar liever een echte fles, ook al voldoet die misschien niet aan de normen van de biofreaks.

Nederlandse wijngaardeniers kunnen voor hun aanplant kiezen uit een lijst van niet minder dan vijftig druivenrassen, edel dan wel hybride.

Mathieu Hulst van de Apostelhoeve, onbetwiste nummer één in Nederland, denkt daar zo het zijne van. Zijn lijstje is beperkt gebleven tot het al genoemde viertal müller-thurgau, riesling, auxerrois en pinot gris. Hij wil alleen maar 'echte' wijn produceren. Jaap en Joyce van Rennes hebben genoeg aan hun chardonnay en pinot noir. Niet de makkelijkste weg, maar beide bedrijven zijn vooralsnog wel de enige met internationale uitstraling.

Grootmacht Luxemburg
Wijn uit Nederland en België, heel sympathiek allemaal, maar het zal tot in lengte van dagen een marginaal verschijnsel blijven. Anders ligt dat voor wijn uit Luxemburg, al is die wijn bij ons tot op heden wel merkwaardig onderschat. Onbekend vooral, als ging het om wijn uit een of ander exotisch buitengewest aan de andere kant van de wereld. Toch is Luxemburg het echte wijnland binnen de Benelux. Het heeft een aaneengesloten wijngebied van 1200 hectare met een eeuwenlange traditie en een goed georganiseerde bedrijfstak. Telt een dwerg als België inmiddels al drie officiële appellations - Hageland en Haspengouw in Vlaanderen, het lichtelijk pompeuze Côtes de Sambre et Meuse plus de nog lachwekkender aandoende Vin de Pays des Jardins (!) de Wallonie in Wallonië - Luxemburg heeft er aan één genoeg: Moselle Luxembourgeoise. Dat is een smalle strook van Schengen in het zuiden tot Wasserbillig in het noorden op de linkeroever van de Moezel. Gewoon langs de rivier rijden en je ziet alle wijngaarden. Overzichtelijker kan het niet. De dominante speler in de Luxemburgse wijnbouw is de grote coöperatie Vinsmoselle (een coöperatie van coöperaties), maar interessanter zijn de wijnen van individuele  domeinen, waarvan een aantal verenigd is in een club met de naam Domaine & Tradition.

De ligging van Luxemburg op het raakpunt van Duitsland en Frankrijk komt naar voren in de wijn. Daar zitten zowel Duitse als Franse elementen in. Aangeplante druivenrassen zijn elbling, auxerrois, pinot blanc, pinot gris, riesling, gewürztraminer en pinot noir. Naar Duits voorbeeld staan op het etiket de naam van het dorp, de wijngaard en het druivenras. Er is toch ook een minpuntje. Vermeldingen als (grand) premier cru grenzen aan misleiding. Je zou denken dat ze net als in de Bourgogne of Elzas op de kwaliteit van de wijngaard slaan, maar dat is niet zo. De predikaten worden toegekend aan wijnen die bij de jaarlijkse keuring een bepaald aantal punten halen. Een en dezelfde wijn kan zodoende het ene jaar wel een cru zijn en het andere niet. Nogal verwarrend dus.
 
Crémant

In Luxemburg hebben ze wel allang begrepen hoe je van de nood een deugd maakt. Ze hebben namelijk nogal eens te maken met druiven die voor het mooi iets te weinig suikers hebben (grondstof voor de potentiële alcohol) en over iets te markante zuren beschikken. In dat geval kan er een prima basis voor de productie van mousserende wijnen van gemaakt worden. De beste daarvan ondergaan hun tweede vergisting - die waarbij zich de koolzuurbelletjes vormen - op fles. Vroeger mocht je dat de méthode champenoise noemen, maar dat geldt tegenwoordig als politiek incorrect. Zeer tot ongenoegen van de Fransen kregen de Luxemburgers recht op de term crémant voor hun betere mousseux. Alle protesten daartegen baatten niets. Of dat te maken heeft met het gegeven dat je met een beetje goede wil vanuit het gebouw van het Europees Gerechtshof de Luxemburgse wijngaarden kunt zien liggen ...?

Bron: bouillon! herfst 2004 - Tekst en foto's: René van Heusden


Apostelhoeve Genoels-Elderen Luxemburg