De bio-wijnboer gaat onverstoord zijn gaan door Emiel Hakkenes

Nederlandse wijnboeren kunnen milieuvriendelijk werken, omdat ze niet aan tradities gebonden zijn. In klassieke wijnlanden gaan dogma's en pesticide hand in hand.

Wie boer is in Flevoland heeft meestal akkers vol aardappelen. Of uien. Of bieten. Zo niet Johan Rippen. Zijn boerenbedrijf staat even buiten Lelystad en zijn gewas groeit bijkans op het erf. Als hij aan de eettafel bij het raam zit, heeft hij zicht op zijn teelt: druiven. In zijn wijngaard van anderhalve hectare staan 1350 wijnstokken. Rippen knikt, tevreden met hoe de druiven er bij hangen, 'ondanks de idiote zomer'.  

Als het lukt om alles te oogsten, wordt het een mooi jaar, zegt hij. "Maar we kunnen nog hagel of storm of een aanval van de suzukivlieg krijgen. Laat ik niet te vroeg juichen."

De wijnbouw in Nederland, berichtte het Centraal Bureau voor de Statistiek deze zomer, zit in de lift. Gestaag stijgt het aantal wijngaarden (van 88 in 2016 naar 92 in 2017) en ook hun oppervlakte wordt steeds iets groter.

De vraag die daarmee nog niet beantwoord is: hoe duurzaam is de wijnbouw eigenlijk? Bij andere sectoren in de land- en tuinbouw is dat bijvoorbeeld af te lezen aan de uitstoot van broeikasgassen of aan het gebruik van diverse bestrijdingsmiddelen, maar voor de druiventeelt wordt dat niet bijgehouden.

Johan Rippen heeft zich op de vraag voorbereid. Hijzelf boert biologisch, net als nog zes van zijn 92 collega-wijnboeren in Nederland. "Ik had geen andere keuze. De gemeente Lelystad heeft bepaald dat ons terrein alleen op een ecologische manier gebruikt mag worden."

Voor biologische boeren geldt dat zij geen chemische bestrijdingsmiddelen mogen gebruiken. Om toch schimmels in het gewas te kunnen bestrijden, werken bioboeren met koper en zwavel. Maar, weet Rippen: "In Nederland is dat verboden. Terecht, want koper en zwavel zijn heel slecht voor het bodemleven. Ze doden ook de goede schimmels. Ja, het zijn producten uit de natuur, maar dat is geen argument: uranium is ook een natuurproduct."

Het verbod op koper en zwavel zet volgens Rippen de Nederlandse biologische wijnboeren op een achterstand, omdat buitenlandse collega's die wél mogen gebruiken. En, zegt hij: het is een misverstand te denken dat een biologische wijn ecologisch beter scoort dan een gangbare wijn. "Er bestaan chemische bestrijdingsmiddelen die minder schadelijk zijn dan koper en zwavel."

Vraag je Rippens op de man af hoe duurzaam de wijnbouw is, dan antwoordt hij: "Buiten Nederland, in Europa, geldt de wijnbouw als de meest vervuilende agrarische bedrijfstak. Het areaal is klein, het middelengebruik heel hoog. Ik heb de verschijnselen ervan gezien: bodemerosie, vervuiling van het oppervlaktewater, gifresten in de wijn, gezondheidsproblemen voor het personeel van de wijngaarden."

Duurzame wijnboer Johan Rippen op zijn wijngaard met vrijwilligers - Foto: Herman Engbers

Verkooppraatjes
Maar om welke hoeveelheden gaat het dan? En hoe scoort een wijnboer ten opzichte van een appel- of perenteler? Die gebruikt in Nederland per jaar ongeveer 30 kilo bestrijdingsmiddelen per hectare. "Het ligt gecompliceerd", zegt Rippen. "Je kunt ervan uitgaan dat een gangbare wijnboer in Nederland per seizoen vier tot acht keer spuit met chemische middelen. Soms gaat het om poeders die je moet oplossen in water, maar dan bestaat maar een deel van dat poeder uit bestrijdende stof. Er zijn ook cocktails van middelen, dus het is lastig om vast te stellen hoeveel kilo bestrijdingsmiddel een wijnboer precies gebruikt."

"Wijnbouw is helemaal niet zo vervuilend', reageert Geurt van Rennes desgevraagd. "Ik schat dat een doorsnee wijnboer misschien 15 kilo middelen per hectare per jaar gebruikt." Vanuit het Vlaamse Broekom (niet ver van Maastricht) adviseert hij wijnboeren over het telen van druiven en het maken van wijn. Hij leerde het vak van zijn vader en leidde in 25 jaar zo'n honderd wijnbouwers op.

Van Rennes is stellig: de suggestie dat wijnbouw de vuilste vorm van landbouw is, is pertinent onjuist. "Die bewering is in de wereld gebracht door veredelaars die hun nieuwe druivenrassen willen promoten. Die rassen zijn toleranter tegen ziekte en hebben minder bestrijdingsmiddelen nodig. Daarom hebben deze veredelaars er belang bij te benadrukken dat andere druiven juist veel pesticiden vragen. Het gaat hun niet om het milieu, maar om geld. Want die nieuwe rassen zijn een stuk duurder om aan te schaffen, en er zit een patent op waardoor een wijnboer ze niet zelf mag vermeerderen." Bovendien, zegt Van Rennes, heeft de wijn van die nieuwe, ziektebestendige rassen nóg een belangrijk probleem: "De smaak is inferieur."

Van Rennes' opvatting wordt weer bestreden door Stan Beurskens. De waarheid ligt in het midden, zegt hij. "Er bestaat wijn waar veel pesticiden voor nodig zijn en wijn waar heel weinig bestrijdingsmiddelen voor zijn gebruikt." Beurskens is wijnboer in het Zuid-Limburgse Vijlen (bij Vaals) en als oenoloog weet hij alles van de biochemische processen bij de druiventeelt en wijnbereiding. "De chardonnay bijvoorbeeld vraagt om veel middelen. Die moet je in een groeiseizoen 10 tot 14 keer

bespuiten. En omdat er limieten zijn hoeveel je van een middel mag gebruiken, worden er verschillende middelen gebruikt. Dat gebeurt in de klassieke wijnbouwgebieden in Frankrijk en Italië. De gronden zijn daar erg vervuild."

Zeker, zegt Beurskens, er zijn alternatieven: de veredelde druivenrassen die veel minder bestrijdingsmiddelen nodig hebben. "Maar er zijn wijnboeren die deze rassen onaanvaardbaar vinden. Zij houden ideologisch vast aan hun oude rassen. Ik durf te stellen dat dit geldt voor 90 procent van de wijnboeren in Europa. Maar ik vrees dat zij een achterhoedegevecht voeren, want de regels voor pesticiden worden steeds strenger."

  Een Franse student werkt in de wijngaard als onderdeel van een taalproject - Foto: Herman Engbers

Aantoonbaar
Anders dan Geurt van Rennes gelooft Beurskens niet dat de ecologische voordelen van de veredelde druivenrassen een verkooppraatje zijn. "Ze hebben aantoonbaar minder chemie nodig. Nieuwe rassen zoals de johanitter en de regent hoef je maar half zo vaak te bespuiten als een klassieke chardonnay."

Overigens, zegt Beurskens, is de discussie maar beperkt van toepassing op Nederland. "Onze wijnbouwtraditie is relatief jong, en minder ideologisch. Wij kiezen pragmatisch

voor de rassen die hier het beste passen en die weinig middelen nodig hebben. Ik schat dat 65 procent van de Nederlandse telers dat doet. Maar wij zijn natuurlijk maar een piepklein wijnland."

In Lelystad teelt Johan Rippens twee van die nieuwe druivenrassen: de Rondo en de Regent. Hij staat op van de eettafel en zet een strohoed op zijn sluike grijze haar. Schaduw over zijn smalle gezicht als Rippens voorgaat naar de wijngaard. Hoe hij zonder chemie en zonder koper of zwavel zijn druiven tegen ziekte en schimmels beschermt? "Niet met een bepaald middel", zegt hij terwijl zijn blik de dieprode trossen keurt. "Maar door er rekening mee te houden." Rippens doceert: "Een wijngaard moet je niet benaderen als een moestuin, maar als een bos, met wel vierduizend bomen op een hectare. Een bos hoefje niet te ploegen en te bemesten. Het houdt zichzelf in stand, de bodem voorziet de bomen van voldoende voeding. Daarom hebben we in onze wijngaard een bosbodem gecreëerd. We laten onkruid en veldbloemen groeien, en strooien versnipperd snoeihout tussen de wijnranken. Het heeft tien jaar geduurd, maar nu hebben we een bosachtig milieu waarin onze bomen gedijen. Maar dan nog kun je alleen een ras telen dat geschikt is voor het Nederlandse klimaat: het moet vroeg rijp zijn vanwege de korte zomer, en bestand zijn tegen schimmel." En als er toch een uitbraak is, zet Rippens natuurlijke vijanden in: andere schimmels en bacteriën die schimmels opeten.

Waarom sommige wijnboeren dan toch zoveel pesticiden gebruiken? Het is een vicieuze cirkel, vindt Rippens. "Je wilt de slechte schimmels doden, maar de bestrijdingsmiddelen verminderen ook de bodemvruchtbaarheid. Dus gaat een boer kunstmest strooien. Daar groeit de druif harder van, maar de bodem wordt er nog ongezonder van. Omdat een plant in een ongezonde bodem niet goed groeit, zijn er alleen maar meer pesticiden en kunstmest nodig. Wie er eenmaal mee begint, raakt eraan verslaafd."

Bron: Trouw - 24 augustus 2018


Nederlandse Wijngebieden >>