Winterwijn: ijswijn of Eiswein

Volgens de overlevering liet een Duitse wijnboer in de 18e eeuw zijn wijngaard onbeheerd achter en ging op zakenreis. De winter viel vroeg in en bij terugkomst trof de wijnboer zijn druiven aan de wijnranken bevroren aan. Zaken gingen slecht en de wijnboer had toch brood op de plank nodig. Hij besloot daarop om de druiven te oogsten en er wijn van te maken. Op deze wijze ontstond "winterwijn" wat nu ijswijn of Eiswein wordt genoemd.

IJswijn is een zoete aromatische wijn die vaak als dessertwijn wordt gedronken. De druiven blijven lange tijd aan de wijnranken hangen en worden pas in de winterperiode geplukt, als ze door nachtvorst bevroren zijn. De temperatuur mag dan niet hoger zijn dan -7 °C. De bevroren druiven bevatten veel suiker, smaak- en geurstoffen. Door tijdens de persing het bevroren water te verwijderen ontstaat er een zeer geconcentreerde maar ook zoete wijn. Als gevolg van de natuurlijke concentratie ontstaat een frisse smaak met fijne tonen. Al suggereert de naam anders, ijswijn drink je niet bevroren. De ideale schenktemperatuur voor de wijn ligt tussen de 6 en de 8 graden Celsius.

Hoewel ijswijn heel goed jong gedronken kan worden, is de wijn nog specialer als hij langer bewaard en daarna pas gedronken wordt.

Bron: Wijnkring Magazine voor levensgenieters | Najaar 2012


Terug webpagina Wijnweetjes: Eiswein