Een monument genaamd Marqués de Cáceres door Carla van Vliet
Enrique Forner, grondlegger van het bekende Rioja-huis Marqués de Cáceres, staat bekend als een gedreven mens, die een voorbeeldfunctie vervult voor de hele Rioja-streek. Enrique Forner gelóóft in zijn wijnen, zoals hij vanaf het begin geloofde dat de Rioja het Spaanse wijngebied was met de grootste kwaliteitsbelofte.

Vernieuwing van de Rioja-wijnen, de totstandkoming van een wijnwetregeling die tot de beste en strengst gecontroleerde ter wereld behoort, een plaats in de zon voor Rioja-wijnen op de wereldmarkt; Enrique Forner gaf de richting aan, zette de toon en drukte, met zijn medestanders, een onuitwisbaar stempel op de wijnen uit Spanje's meest vooraanstaande kwaliteitswijngebied, de Rioja.

Burgeroorlog
Als kind van een wijnmakersfamilie uit Valencia, groeide Enrique Forner niet alleen op met wijn, hij maakte ook van heel dichtbij mee hoe zijn vader in een nieuw land een nieuw wijnbedrijf van de grond tilde. Het gezin Forner was aan het begin van de Spaanse Burgeroorlog naar Frankrijk vertrokken en vestigde zich in de Rhône-vallei. Daar begon vader Forner een bedrijf dat zich voornamelijk richtte op de productie van en handel in de voordeligere consumptiewijnen die tot ver in de jaren vijftig in Frankrijk zo overvloedig werden genoten. Samen met zijn broer Elisée, met wie hij altijd veel heeft opgetrokken, werkte Enrique (in zijn Franse tijd «Henri») in het zeer succesvolle familiebedrijf, totdat de broers begin jaren zestig tot de conclusie kwamen dat de tijd was gekomen om het bedrijf van de hand te doen en zich op een andere manier van wijn maken te richten. Hun gevoel voor timing bleek uitstekend te zijn. De Franse wijnconsumptie, die in de jaren vijftig nog 135 liter per hoofd van de bevolking bedroeg zou daarna snel teruglopen (nu 57 liter per hoofd) en zich ook in een andere richting ontwikkelen.

   Enrique Forner met zijn dochter Christina, die al jaren met haar vader samenwerkt

Camensac
In 1964 kochten de Forners een wat aan lager wal geraakt wijngoed in Saint Laurent, Haut-Médoc: Château de Camensac, 5e Grand Cru Classé, gelegen tussen twee andere Grand Cru Classés, die door de jaren heen ook hun ups en downs hebben gekend, La Tour Carnet en Belgrave. Camensac zag er allerbelabberdst uit, het huis was onbewoond en aan de wijngaarden was al jaren niets gedaan. Bijgestaan door de beroemde wijn-goeroe Professor Emile Peynaud, begonnen de broers Forner aan een reconstructie van de wijngaarden volgens een beplantingsprogramma dat pas zo'n 5 jaar geleden werd voltooid. Peynaud hielp bij de aankoop van een tweede wijngoed, Château Larose Trintaudon, waar op dat moment geen enkele wijnstok meer overeind stond en waar de Forners helemaal van voren af aan moesten beginnen. Camensac groeide uit tot één van de grootste bezittingen in Haut Médoc en is nog in het bezit van de Forners. Larose Trintaudon werd, nadat de Forners het tot volle glorie hadden gebracht, om familieredenen, voor veel geld verkocht aan een Franse verzekeringsmaatschappij. Al heel snel na de aankoop van Camensac kwam Enrique Forner tot de conclusie dat een leven als landeigenaar op het Franse platteland voor hem toch niet enerverend genoeg was. Samen met Peynaud bracht hij een bezoek aan de Rioja, bestudeerde grondsoorten en klimaat en zag dat dit een gebied was waar uitstekende wijnen gemaakt konden worden, maar dat de tijd er heel lang had stilgestaan.

Bloei en terugval
De periode van 1867, toen de phylloxera vastatrix (druifluis) toesloeg in de Franse Médoc en daar zijn vernietigende werk deed, was een periode van ongekende bloei voor de Rioja. De vraag naar wijn vanuit Frankrijk nam een enorme vlucht. Jonge, Franse wijnboeren, in de hoopvolle veronderstelling dat de druifluis (waarvan men toen dacht dat hij door de wind werd meegevoerd) door de 3000 meter hoge pieken van de Pyreneeën zou worden tegengehouden vestigden zich in het gebied en brachten hun methodieken mee. Tal van bodega's, naar Frans model, schoten als paddenstoelen uit de grond en het oppervlak aan wijngaarden werd enorm uitgebreid. De euforie zou zo'n 20 jaar duren. Toen hadden de Fransen een remedie gevonden tegen de druifluis, daalden gaandeweg de Franse aankopen en keerden veel wijnboeren ook weer terug naar het vaderland. In 1901 bereikte de druifluis de Rioja en sloeg daar even vernietigend toe als elders. Het was een ramp waarvan de Rioja zich maar langzaam herstelde. Daarna zou het tot de jaren zestig en zeventig duren voordat de Rioja, meegevoerd op het gunstige tij van een aantrekkende wereldeconomie en toenemende vraag naar kwaliteitswijnen, weer een nieuwe tijd van groei zou doormaken.

Bordeaux-technieken
Enrique Forner trof in de Rioja dus een situatie aan waarbij veel van de Franse wijnmethodieken uit de vorige eeuw nog werden (en nog wel worden) toegepast. Dat betekende: wijnen met veel kracht, veel tannine, fors en zwaar en héél lang (3 tot 4 jaar) op hout gelagerd. Aan vernieuwing was weinig gedaan en bovendien waren de Spanjaarden helemaal gewend aan de zwoele, zware smaak met een (over)grote houtinvloed van de Rioja's. Forner besloot, met de hulp van Peynaud, om de nieuwste Bordeaux-technieken, die wèl geëvolueerd waren, toe te passen in de Rioja. Uitgaande van één druivensoort, de voor Rioja typische Tempranillo, die veel op de Cabernet Sauvignon uit Bordeaux lijkt, moest veelzijdigheid in de wijn verkregen worden door te kiezen voor druiven van de juiste grondsoorten en micro-klimaatjes en niet door inbreng van andere druivensoorten. Forner sloot langer lopende contracten af met wijnboeren en enkele coöperaties in de Rioja Alta en Rioja Alavesa. Toen de aanvoer van druiven was geregeld, liet hij twee keurige hallen neerzetten waar de druiven ontvangen en verwerkt konden worden, met ruimte voor een groot aantal vaten. Het principe van de houtopvoeding wilde hij zeker niet loslaten. Hij ging het alleen ànders doen.

Minst houterig
In de Rioja gebruikte men vaten van Amerikaanse eiken voor de opvoeding van de wijn. Enrique Forner koos ten eerste voor het zachtere Franse eikenhout en ten tweede nam hij nieuw hout, wat toen weinig werd gedaan. Anders dan de (toen) gangbare gedachte: «hoe langer op hout, hoe beter», liet hij zijn wijnen niet zonder meer volgens het voorgeschreven recept op hout rijpen, maar proefde iedere maand om het huwelijk van hout en fruit in de wijn nauwlettend te kunnen volgen en haalde de wijn van het hout af zodra hij vond dat het genoeg was. Ook bewaarde hij een deel van de wijn apart op tank, om - indien nodig - fruit terug te kunnen brengen in wijn. Hij had dus al heel snel door dat je de Rioja's kon «vernieuwen» door het hout te doseren. Het lageren op nieuw hout vond veel navolging, ook buiten de Rioja. Naar tegenwoordige maatstaven, zelfs wat te veel. Het resultaat van zijn eerste oogst, Marqués de Cáceres 1970, werd door Enrique Forner pas in de loop van 1975, vol trots, gepresenteerd. Importeur Joop van de Kant herinnert zich dat Forner absoluut zolang had willen wachten voordat de wijn op de markt werd gebracht. Hij zegt: «ik vond de wijn heerlijk! Weliswaar had hij een houtopvoeding gehad (bijna 3 jaar), die we nu aan de ruime kant vinden, maar de 1970 Marqués de Cáceres was veel minder houterig dan andere Rioja's en vormde, in feite, een tussenstap tussen wat Bordeaux en Rioja toen boden. Toen wij eind jaren zeventig signaleerden dat het hout wel een stukje terug mocht, heeft Forner daar ook op gereageerd, zodat al vanaf het begin van de jaren tachtig, Marqués de Cáceres de minst houterige Rioja was, waarbij toen al het meest op fruit werd gelet. En dat is nog zo.
Zelfs de Reservas en Gran Reservas hebben een heel duidelijke fruittoon - ook op leeftijd - terwijl andere Rioja's het vooral moeten hebben van het secundaire rijpingsboeket en hout Hoezeer Enrique Forners vernieuwende ideeën aansloegen bij de wijnliefhebber, blijkt al geruime tijd uit het enorme internationale succes van Marqués de Cáceres. In Nederland is het merk marktleider en neemt de belangstelling nog steeds toe.
Naar de horeca wordt de wijn verkocht onder het Enrique Forner-etiket en wordt veelal met een iets oudere jaargang gewerkt, aangezien de horeca ook de meeste behoefte heeft aan de meest rijpe wijn.

Spannend wit - Rosée van klasse
In 1979 begon Enrique Forner aan de vernieuwing van witte Rioja's en gaf daarmee een richting aan die al heel snel algemene navolging kreeg. De witte Rioja's die er waren werden ook op hout gelagerd en hoewel dat in goede jaren wel lekker smaakte en ook heerlijk rook, waren deze wijnen volgens Forner toch niet echt spannend.
Hij vinifieerde zijn witte wijnen, van de Viuradruif, dan ook volgens het moderne principe, waarbij de druivenmost zo gauw mogelijk helder wordt gemaakt via centrifuges of de moderne trommelfilter, die hij als eerste had. Deze volmaakt heldere most liet hij met behulp van goede gistcultures op een lage temperatuur langzaam vergisten, zodat zoveel mogelijk fruit werd behouden. De witte Marqués de Cáceres 1991, bijvoorbeeld, is zonder twijfel een wijn die om aandacht vraagt en die je niet gedachteloos doorslikt: zéér levendig, heel zuiver, een beschaafd aroma van niet geheel rijpe appels en in zowel geur als smaak het sappige, licht bittere van frisse grapefruits. Ook de roséwijnen werden onder handen genomen en weer werd het succesvolle voorbeeld van Enrique Forner op grote schaal gevolgd. Waren de rosés van Rioja voorheen vaak (bruinig-) oranje getint, wat zwoel, een beetje geoxydeerd en niet echt interessant, tegenwoordig zijn het moderne, frisse, helderrode, stijlvolle wijnen met diversiteit. Marqués de Cáceres Rosé 1991 heeft de sprankelend rode kleur van aalbessen, een aangenaam, gevarieerd fruit-aroma, een uitstekende structuur, goede balans, is mooi droog en heeft een heerlijke smaak die lang in de mond nablijft en waarin bosaardbeitjes en frambozen herkenbaar zijn. Een wijn die het verdient «ontdekt» te worden door een breder publiek en waarvan je zou willen dat ook de horeca er meer aandacht aan zou besteden, omdat veel (Spaanse) rosés van tegenwoordig niet alleen klasse hebben, maar ook zóveel mogelijkheden en in niets meer lijken op de wat laf smakende of veel te zoete «roseetjes» die eens zo populair waren.

Actueel
Met het toenemende succes van de Rioja's ontstond enige jaren geleden een situatie, zoals wel vaker voorkomt, waarin de boeren in opstand kwamen tegen de bodega's, omdat ze meer peseta's wilden ontvangen voor hun druiven. In de Rioja is circa 80% van de grond eigendom van een groot aantal kleine producenten, die deels aangesloten zijn bij coöperaties, maar ook het recht hebben zelf met hun druiven te leuren. Er is geen overkoepelend orgaan dat van bovenaf oplegt hoeveel de boeren in een bepaald jaar voor hun druiven krijgen; het is puur vraag en aanbod op kleine schaal. Toen er op een gegeven moment ook nog een aantal kleine oogsten kwam (1988 was een ramp-oogst waarin bijna alles beschimmeld was; 1991 bracht, zoals elders, ernstige vorstschade) ontstond er een verkopersmarkt, waarin de boeren het voor het zeggen hadden en de prijs van hun druiven enorm opjoegen. Een machtsstrijd dus die het gebied behoorlijk in beroering bracht. Intussen lijkt de situatie wat uitgekristalliseerd en is er weer een gezonde verhouding tussen de koopprijs van de druiven en de opbrengst van de wijn. Een probleem bestaat nu echter bij diegenen die veel voorraad hebben ingekocht tegen heel hoge druivenprijzen en zich inmiddels geconfronteerd zien met de gigantisch grote oogst van 1992. Coöperaties die de ruimte niet hebben om al die wijn op te slaan en intussen véél wijn van mindere kwaliteit in huis hebben, komen onder grote druk te staan; die wijnen moeten snel opgeruimd worden. Aangezien Nederland nu eenmaal altijd klaar staat zo'n opruiming warm te ontvangen, hebben de eerste Rioja's tegen «weggeef»-prijzen hier de kop al opgestoken. Het gaat hier uiteraard om surplus-wijnen, die niet het niveau (kunnen) hebben van de op hout gerijpte, zorgvuldig opgevoede Crianza-, Reserva- en/of Gran Reserva-wijnen. Enrique Forner bevindt zich met Marqués de Cáceres in de prettige omstandigheid, dat er altijd vier volledige oogstjaren in huis zijn (in totaal 11,5 miljoen flessen) en heeft dus een lange adem. Waar nog eens bijkomt dat wijnen van kwaliteit en naam nu eenmaal veel minder last hebben van heftige golfbewegingen in de markt. Overigens is Marqués de Cáceres het enige Rioja-huis dat jaren overslaat als een oogst niet goed is. Dat betekent bijvoorbeeld dat er géén 1988'er op de markt gebracht zal worden, zodat in de loop van dit jaar (1993) overgestapt zal worden van 1987 naar 1989; «nog wèl altijd een 4 jaar oude Crianza», zegt Joop van de Kant.
De voorbeeldfunctie die Enrique Forner nu al weer 23 jaar in de Rioja vervult is nog even levendig en actueel als toen hij, als nieuweling, in het gebied begon. Het stempel dat hij intussen op de wijnen van Rioja drukte is indrukwekkend en… blijvend. En daarmee werd Marqués de Cáceres niet alleen een vooraanstaand wijnhuis, maar ook een monument.

Bron: Ambiance 1993


Bodegas Marqués de Cáceres - Cenicero  >>