Oude wijncultuur langs Rijn en Moezel - Tekst: Heinz J. Maahz
In de Romeinse tijd was de Rijn niet alleen rijksgrens maar ook wijngrens, aan gene zijde waarvan bierdrinkende Germanen woonden. Geen Romein zonder wijn, zo leert de geschiedenis, en dus werden in de eerste eeuwen na Chr. langs Rijn en Moezel de eerste wijngaarden aangelegd. In de 4e eeuw na Chr. bezingt de Romeinse dichter Ausonius in zijn 'Mosella': "Slaat nu de ogen omhoog naar de hellingen torsend de druiven". De Romeinen vertrokken maar de wijnstokken bleven. De Germanen hadden inmiddels de liefde voor wijn ontdekt.

Onderzoekers troffen in een oud-Romeinse villa in Trier dit fraaie wijnmozaïek aan |
Wijn van wilde druiven
De wilde wijnstok (vitis vinifera silvestris) heeft in Duitsland een lange traditie. Nog niet zo lang geleden kwam de wilde wingerd, die nu een beschermde plant is, op tal van plaatsen langs Rijn en Donau voor. Slechts in uitzonderlijk warme jaren zijn de bessen, die doorgaans klein, hard en zuur zijn, geschikt voor wijnbereiding. Uit verschillende bronnen is bekend dat men vroeger in goede jaren (bijvoorbeeld 1811, Zuid-Duitsland) van deze wilde druiven een drinkbare wijn kon maken. En ook nu nog laat men de wilde druiven tot rozijnen indrogen om er een zoet sap uit te persen. Een tekst uit de 16e eeuw noemt zelfs de heilzame werking van wilde druiven. Ook wordt beschreven hoe men van het sap azijn maakte. Het vermoeden dat de nobele Rieslingdruif, die tegenwoordig de mooiste Duitse wijnen voortbrengt, waarschijnlijk van de wilde wijnstok afstamt, is al reden genoeg om deze plant voor uitsterven te behoeden. De vitis vinifera silvestris is een cultuurhistorisch monument.
Rode moezel?
Aldus Ausonius (310-393) in de 4e eeuw na Chr. Tussen Bordeaux en de Moezelvallei zullen weinigen tegenwoordig nog overeenkomsten zien. Of het zou moeten zijn dat beide wijngebieden een Romeins verleden hebben. In 1985 stootten arbeiders bij graafwerkzaamheden in Piesport aan de Moezel op restanten van een muur. Toen bleek dat het om overblijfselen van een oude Romeinse wijnpers ging was de sensatie kompleet. Dat het niet om een eenvoudig handpersje ging, blijkt uit de capaciteit van de bovenste twee bassins: 11.000 resp. 12.000 liter. Met andere woorden, de pers verwerkte de oogst van een naar schatting 10 ha grote wijngaard. De enorme omvang van de bassins was voor de onderzoekers, die een gezonde belangstelling voor wijn moeten hebben gehad, reden te veronderstellen dat hier mogelijkerwijs rode wijn werd gemaakt. Misschien liet men in de bovenste twee bassins de rode most gisten waarna deze in de middelste twee bassins werd uitgeperst. Rode Moezel dus? Niemand durft hier met zekerheid op te antwoorden. Helaas bieden ook de resten van enkele druivenpitten die men in de pers aantrof weinig houvast. Deze waren te vermorzeld om nog aan een bepaalde druivensoort te kunnen worden toegeschreven. Ook bij de oude teksten, die een aanwijzing over de kleur van wijn lijken te geven, is voorzichtigheid geboden, ook al is de verleiding soms groot. Wat te denken van Venantius Fortunatus, een dichter die in de 6e eeuw de Moezel afreisde en er 'uvae coloratae' (gekleurde druiven) zag en er 'bekoorlijke wijn met een rode weerschijn' dronk?
Middeleeuwen
In de Middeleeuwen waren het vooral kerken en kloosters die de wijnbouwtraditie voortzetten. Een fraai voorbeeld is het beroemde Kloster Eberbach in de Rheingau. De Cisterciënzer-monniken van dit in 1135 door Bernard van Clairvaux gestichte klooster onderhielden wijngaarden en maakten hiervan een verdienstelijke wijn. Nog steeds is Kloster Eberbach, waar opnames plaatsvonden voor de film 'The name of the rose', een belangrijk trefcentrum voor wijnliefhebbers uit de hele wereld.
Een van de belangrijkste personen die zich voor een gezonde wijnbouw heeft ingezet was Karel de Grote (742-814). Het verhaal gaat dat hij op een dag, vanuit zijn verblijf in Ingelheim in Rheinhessen, opmerkte hoe de sneeuw aan de overzijde van de Rijn op de Johannisberg eerder smolt dan elders. Door op die plaats wijnstokken te laten planten zou de wijnbouw in de Rheingau begonnen zijn.
Een oude traditie alleen de beste wijn gaat in fraai gedecoreerde pronkvaten |
In de Middeleeuwen (tot in de 16e eeuw) onderscheidde men simpelweg Vinum francicum (Frankische wijn) en Vinum hunnicum (Hunnische wijn). De eerste moet veel beter zijn geweest dan de tweede. De heilige Hildegard wist uit ervaring dat Vinum francicum het bloed heftig in beroering bracht en daarom met water verdund moest worden. De Hunnische wijn daarentegen was van nature waterig. Frankisch of Hunnisch had niets te maken met herkomstgebied of druivensoort en kon zowel rode als witte wijn zijn.
De verspreiding van de wijnbouw was voor een belangrijk deel afhankelijk van de graanprijs. Wanneer de laatste sterk daalde gingen veel boeren over op de aanleg van wijngaarden. Steeg de graanprijs dan maakte de wijnstok snel weer plaats voor graanbouw. Uiteindelijk hebben verschillende factoren bijgedragen tot een sterke inkrimping van het wijnbouwoppervlak. Naast een stijgende graanprijs zorgde een klimaatverslechtering voor enkele misoogsten na elkaar en nam ook de concurrentie van nieuwe dranken, zoals koffie, thee, en met name brandewijnen en andere distillaten, toe.
Kabinett en Spätlese
Wijncultuur en wijntraditie ontstaan doorgaans niet van vandaag op morgen. Maar in het jaar 1775 werd door een wonderbaarlijk toeval de Duitse wijncultuur verrijkt met een wijn waarvan velen de naam kennen maar niet de precieze betekenis: 'Spätlese'. Ook de naam Kabinett heeft een lange geschiedenis. Kabinett komt van Cabernedt Kellar, later Cabinet Keller. Middels twee documenten uit het begin van de 18e eeuw weten we dat de Cabernedt Kellar van Kloster Eberbach in de Rheingau de bewaarplaats was voor bijzonder kostbare en zeldzame wijnen. In april 1812 bepaalden de hertogen van Nassau, die Kloster Eberbach in 1803 in bezit hadden genomen, dat voortaan alleen de beste wijnen in de Cabinet Keller dienden te worden bewaard. Sinds 1971 is Kabinett-wijn, behorend tot de hoogste klasse van de Duitse predicaatswijnen, een wettelijk erkende kwaliteitsaanduiding. Maar nu terug naar 1775, terug naar de Spätlese.
Schloss Johannisberg in de Rheingau: de geboortegrond van de beroemde Spätlese |
Een standbeeld op Schloss Johannisberg van de 'Spätlese Reiter' herinnert aan het toevallige ontstaan van deze typisch Duitse wijn. De legende gaat als volgt. leder jaar reisde een koerier van (het latere Schloss) Johannisberg op een vastgestelde dag met versgeplukte druiven naar de bisschop van Fulda. Vond deze de druiven rijp genoeg dan mochten de monniken van het klooster met de oogst beginnen. Toen in het jaar 1775 de koerier op zijn reis overvallen en gevangen genomen werd, wachtten de monniken op de Johannisberg tevergeefs op zijn terugkeer. Hun geduld werd tot het uiterste op de proef gesteld toen zij met lede ogen moesten aanzien hoe de druiven steeds rijper werden en sommige reeds begonnen te rotten. De monniken waren de wanhoop nabij, immers de hele oogst dreigde verloren te gaan. Toen uiteindelijk de goedkeuring van de bisschop arriveerde, haastte men zich de wijngaarden in om de druiven zo snel mogelijk binnen te halen. Pas in het volgende jaar werd duidelijk dat de 'mislukte' oogst, door de meesten reeds afgeschreven, voor een wonderbaarlijke wijn had gezorgd. Op 26 februari 1776 beschrijft de administrateur van Johannisberg deze eerste Spätlese (letterlijke betekenis: late oogst) uit de geschiedenis als volgt: "De nieuwe wijn is nog steeds troebel en bezit ook nog steeds een kruidige zoetheid". En op 10 april vermeldt zijn kelderboek: "Ik heb nog nooit zo'n goede wijn geproefd!".
Bron: Gilde Wijnhuis Magazine - Voorjaar/Zomer 1996
|